Hand in hand lopen we het tuinpad op. Het is warm. Twee blauwe vlinders vliegen even om ons heen en dwarrelen dan dansend richting de kastanjeboom. Bij iedere stap lijkt Bella’s handje steviger in mijn hand te grijpen. In haar andere hand houdt ze het bosje bloemen vast dat we zojuist in onze tuin voor oma geplukt hebben.Bella belt aan, ze kan net bij de bel.
Ons neefje Jimmy doet open met Beer in zijn hand. Hij vertelt: ‘Oma is dood en ze ligt in de kamer ’. Dat wisten we al, maar we laten Jimmy vertellen en hij loopt voor ons uit de kamer in. Binnen treffen we opa aan en enkele familieleden. Natuurlijk wordt onze blik getrokken door het kamerscherm waarachter we de opbaarplank weten waar lieve oma op ligt.
Bella loopt er meteen naar toe en ik ga haar achterna. Thuis hebben we al uitgebreid besproken dat oma gestorven is. Haar hart klopt niet meer en ze slaapt voor altijd. Daar ligt oma. Met haar ogen gesloten, haar blauwe jurk aan, een tekening van Jimmy aan haar voeten. Haar handen op de mooie zijden deken die de laatste jaren op haar bed lag. Terwijl ik dit waarneem let ik ondertussen vooral op Bella. Zij loopt naar het hoofdeinde en kijkt naar oma. Dan trekt ze haar schoudertjes vragend op en zegt: ‘wat zal ik met de bloemen doen?’
‘Je kunt ze bij oma leggen’, zeg ik, ‘we kunnen ze ook in een vaasje zetten’. Bella denkt even na en besluit dan dat ze bij oma’s hoofd moeten liggen. We leggen ze samen neer en dan zie ik twee grote tranen uit haar ogen druppelen. Dan zegt ze: ‘ Oh, maar Oma lijkt net op Doornroosje’.
Ik kan de lieve Bella alleen maar gelijk geven. Dan draait ze zich om, klimt bij Opa op schoot en zegt hem dat Oma erg op Doornroosje lijkt. Weer zie ik tranen uit ogen druppelen, dit keer bij Opa. Bella en hij geven elkaar een kus.
Dan lijkt Bella een nieuw hoofdstuk te beginnen. ‘Waar is Jimmy?’ Jimmy is in de tuin en Bella verdwijnt daar ook naartoe. Even later hoor ik ze lachen en rennen ze samen achter een bal aan.